Federatie Particulier Grondbezit

Zonnepanelen en windmolens op NSW-landgoederen

14 september 2023 door FPG

De gevolgen van de energietransitie worden steeds zichtbaarder. Als gevolg van de hoge energieprijzen liet 2022 een historische groei zien van het aantal zonnepanelen op woningdaken. Ook windmolens, in allerlei verschillende uitvoeringen, worden een steeds meer vertrouwder beeld in het landelijk gebied. Ook op (NSW-gerangschikte) landgoederen krijgt de energietransitie steeds meer vorm. In het kader hiervan is het goed helder te hebben hoe er binnen de uitvoering van de Natuurschoonwet 1928 (of kortweg NSW) wordt omgegaan met de plaatsing van zonnepanelen en windmolens op NSW-gerangschikte landgoederen.

De positie van zonnepanelen en windmolens binnen de wet en het rangschikkingsbesluit

In de Natuurschoonwet 1928 en het bijbehorende Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 wordt met geen woord gerept over de zonnepanelen en windmolens. Of zonnepanelen en windmolens  inbreuk maken op het natuurschoon op NSW-gerangschikte landgoederen is afhankelijk van de beoordeling door de NSW beoordelaars.

Artikel 2 rangschikkingsbesluit

Op grond van artikel 2, lid 1, sub d van het rangschikkingsbesluit mag, om aangemerkt te kunnen worden als landgoed - in de zin van de NSW - het soort gebruik van de onroerende zaak, geen inbreuk maken op het natuurschoon. Uit lid 2 van hetzelfde artikel volgt dat ‘voor zover tot de onroerende zaak behorende terreinen, opstallen of wateren, of het soort gebruik dat daarvan wordt gemaakt, inbreuk maken op het natuurschoon, die terreinen, die opstallen en die wateren niet gerekend worden tot de als landgoed aan te merken onroerende zaak’.

Maar wat wordt er nu precies gezien als inbreuk maken op het natuurschoon? Artikel 4 van het rangschikkingsbesluit geeft enige duiding.

Artikel 4 rangschikkingsbesluit

Als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt in ieder geval beschouwd de omstandigheid dat terreinen en opstallen op die terreinen die tot de onroerende zaak behoren, zijn ingericht of worden gebruikt:

  1. voor industriële doeleinden;
  2. voor intensieve veehouderij;
  3. voor winning van bodemmaterialen of mijnbouw;
  4. voor glastuinbouw;
  5. als stortplaats voor afval;
  6. als opslagplaats voor andere materialen dan die afkomstig uit of bestemd voor de land- en bosbouw op de onroerende zaak;
  7. voor auto- of motorsport;
  8. voor intensieve dag- of verblijfsrecreatie anders dan terreinen die zijn ingericht met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, tweede lid.[1]

Oplettende lezers zullen vast de woorden ‘wordt in ieder geval beschouwd’ opgevallen zijn. De opsomming van artikel 4 is dan ook niet limitatief. Voor gebruik waar met artikel 4 niet in voorzien wordt en dat ook niet is aangemerkt als in ieder geval geen inbreuk makend op het natuurschoon[1] vindt beoordeling plaats op basis van (interne) ambtelijke richtlijnen. De richtlijnen worden vastgesteld door het Landelijk Technisch Overleg Natuurschoonwet. Voor de beoordeling of zonnepanelen en windmolens inbreuk maken op het natuurschoon wordt ook gebruik gemaakt van dergelijke richtlijnen.

[1]In artikel 5 van het rangschikkingsbesluit is bepaald wat in ieder geval niet beschouwd wordt als inbreuk makend op het natuurschoon.


Zonnepanelen

In 2020 had FPG contacten met de NSW-autoriteiten om meer duidelijkheid te krijgen over de plaatsing van zonnepanelen binnen NSW-gerangschikte landgoederen. FPG publiceerde daar destijds een artikel over. Tot op heden ontbreekt het vanuit NSW-autoriteiten nog steeds aan een publicatie met  richtlijnen over de plaatsing van zonnepanelen. Vooralsnog kan uitgegaan worden van de in 2020 aan FPG verstrekte informatie, aangevuld met de laatste inzichten. FPG kan geen verantwoording nemen voor deze tekst, de tekst is dan ook niet geaccordeerd door de NSW-autoriteiten.

Zonnepanelen op daken van gerangschikte opstallen

  • Op opstallen die gerangschikt zijn op grond van het criterium ‘passend bij het karakter van het landgoed’ (NSW ex artikel 1 eerste lid sub a) of op grond van het criterium ‘opstallen (..) die vóór 1 januari 1950 zijn gebouwd en die na de genoemde datum uiterlijk hun karakter hebben behouden’ (Rangschikkingsbesluit ex artikel 5, eerste lid, sub d), is de plaatsing van zonnepanelen in principe mogelijk. Belangrijk is dat de zonnepanelen qua kleur, aantal, vorm en stand niet teveel de aandacht naar zich toe trekken; ze moeten een beetje wegvallen of niet te zeer opvallen op het dak.
  • De RCE-advieslijn voor zonnepanelen op rijksmonumenten lijkt ook in NSW verband omarmd te worden.
  • Voor opstallen die gerangschikt zijn op grond van het criterium ‘grotendeels functioneel voor de instandhouding of beheer van de onroerende zaak’ (lees: landgoed, rangschikkingsbesluit ex artikel 5 eerste lid sub e) kan geconcludeerd worden dat er voor dergelijke opstallen weinig tot geen ‘schoonheidseisen’ zijn. Functionele opstallen zijn opstallen die een directe relatie kennen tussen het gebruik van de opstallen en het beheer of de instandhouding van het landgoed. Hierbij moet gedacht worden aan woningen en bedrijfsgebouwen van pachters, werktuigenschuren, woningen, zoals die van de eigenaar, rentmeester, tuinbaas, bosbaas of BOA, maar ook andere woningen en opstallen kunnen op grond van dit artikel gerangschikt zijn. De plaatsing van zonnepanelen op dergelijke opstallen is veelal mogelijk. Inmiddels is dit ook een steeds vertrouwder beeld op NSW-landgoederen.

Zonnepanelen in veldopstelling

  • Zonnepanelen plaatsen in veldopstelling in de nabijheid van een opstal, waarmee elektriciteit voor eigen gebruik opgewekt wordt om te voorzien in de eigen energiebehoefte van de opstal of van het landgoed, is mogelijk met behoud van de NSW-rangschikking van de gronden waarop de panelen zijn gesitueerd.
  • Als op (een gedeelte van) een NSW-landgoed zonnepanelen in veldopstelling (een zonnepark) worden geplaatst waarvan de opbrengst het eigen gebruik overstijgt zullen de gevolgen hiervan zijn dat het betreffende gedeelte van het landgoed wordt onttrokken aan de rangschikking onder de NSW. Hier kunnen de fiscale faciliteiten alsnog worden ingevorderd of verschuldigd zijn. Wat hierbij precies wel of niet tot opwek voor eigen gebruik wordt gerekend, wanneer het eigen gebruik wordt overstegen en hoe dit vastgesteld wordt, is onduidelijk. Ook onduidelijk is hoe om gegaan wordt met een zonneveldje dat voorziet in energiebehoefte voor meerdere opstallen op een landgoed.

Het spreekt voor zich dat gronden waarop zich een zonnepark bevindt en die nog niet onder de NSW gerangschikt zijn, niet in aanmerking komen voor rangschikking. Het op grote schaal opwekken van energie door middel van zonnepanelen wordt, vanuit het oogpunt van de NSW, gezien als gebruik voor industriële doeleinden. Het wordt daarmee op basis van artikel 4 van het rangschikkingsbesluit gezien als inbreuk makend op het natuurschoon.  Hier zijn echter best wat kanttekeningen te plaatsen. Zo kan de vraag gesteld worden wat commercieel gezien het verschil is tussen een landgoed met een zonnepark en een landgoed waarop een grote melkveehouderij als pachter zit. De melkveehouderij is ook commercieel, grootschalig en de melk wordt ook niet voor eigen gebruik geproduceerd. De melkveehouder betaalt het landgoed pacht om melk te kunnen produceren. De zonneparkexploitant betaalt aan het landgoed huur of een recognitie om elektriciteit te kunnen produceren. Daarmee kan commercieel gebruik in feite niet als probleem gezien worden en blijft alleen het inbreuk maken op het natuurschoon over als argument om een zonnepark, waarmee meer energie wordt opgewekt dan het eigen gebruik, niet te kunnen rangschikken onder de NSW. Dat roept de vraag op waarom een grote ligboxenstal mits aan het oog onttrokken door beplanting op grond van artikel 5, lid 1 onder e[1]  van het rangschikkingsbesluit wel rangschikbaar is, maar een goed landschappelijk ingepast zonnepark niet. Beide gebruiksvormen, de ligboxenstal en het zonnepark, zijn grotendeels functioneel voor de instandhouding van de onroerende zaak (lees: het landgoed).


[1] Dit tekst van artikel 5, lid 1 onder e van het rangschikkingsbesluit luidt: andere opstallen dan die bedoeld in onderdeel d zijn gelegen, indien zij grotendeels functioneel zijn voor de instandhouding of voor het beheer van de onroerende zaak (red. het landgoed), en die, ingeval zij door hun verschijningsvorm inbreuk maken op het natuurschoon, aan het oog zijn onttrokken door beplanting. 

Windmolens

De NSW-autoriteiten zien het op grote schaal opwekken van energie door middel van windmolens, vanuit het oogpunt van de NSW, als gebruik voor industriële doeleinden. Het wordt daarmee beschouwd als inbreuk makend op het natuurschoon.

Wat wordt verstaan onder ‘op grote schaal’ en wat zijn de gevolgen voor de rangschikking?

Als op een (gedeelte van een) NSW-landgoed een windmolen wordt geplaatst waarvan de verwachte opbrengst het eigen elektriciteitsgebruik overstijgt, zullen de gevolgen hiervan zijn dat het betreffende gedeelte van het landgoed wordt onttrokken aan de werking van de NSW. De fiscale faciliteiten kunnen alsnog worden ingevorderd of verschuldigd zijn. Hoe groot het deel van het landgoed dat onttrokken wordt is, is afhankelijk van het aantal windmolens en de omvang ervan. 

Onttrekking van (een gedeelte) het landgoed aan de werking van de NSW vindt dus alleen plaats als er een windmolen wordt gerealiseerd waarvan de verwachte opbrengst het eigen gebruik overstijgt. Dit impliceert dat de realisatie van kleinschalige windmolens, zoals we die tegenwoordig regelmatig bij boerderijen zien, toegestaan zouden moeten zijn onder de werking van de NSW. Net als bij zonnepanelen is hier onduidelijk wat hierbij precies wel of niet tot opwek voor eigen gebruik wordt gerekend, wanneer het eigen gebruik wordt overstegen en hoe dit vastgesteld wordt. Ook onduidelijk is hoe om gegaan wordt met een windmolen die voorziet in energiebehoefte voor meerdere opstallen op een landgoed.

Bij de plaatsing van windmolens op een NSW-landgoed waarvan de verwachte opbrengst het eigen gebruik overstijgt wordt een oppervlakte aan de rangschikking onttrokken die wordt berekend op basis van een virtuele cirkel om de windmolen heen die wordt berekend met de formule (∏*r²). De straal (r) van deze cirkel is gelijk aan de tiphoogte van de betreffende windmolen. Bij overschrijding van de grens van het landgoed wordt dit deel uiteraard niet meegerekend. De onttrekking vindt plaats op grond van artikel 2, tweede lid, juncto artikel 4, onderdeel a, van het rangschikkingsbesluit. 

Voorbeeld

De afgelopen jaren zijn windmolens waarvan de opbrengst het eigen gebruik (ruimschoots) overstijgt steeds groter geworden. Voor dit voorbeeld nemen we een windmolen met gemiddelde maten: een molen met een ashoogte van 119 meter en een tiphoogte van 177,5 meter, waarmee zo’n 2 MW wordt opgewekt. Wanneer een eigenaar van een NSW-gerangschikt landgoed een dergelijke windmolen realiseert leidt dit tot de onttrekking van (∏*177,5²) = 98.980 m2 , oftewel bijna 9,9 hectare aan de werking van de NSW. De realisatie van een windmolen, met maatvoering die vandaag de dag algemeen voorkomend is, kan in relatie tot de NSW fiscaal en rangschikkings-technisch flinke gevolgen hebben. Hoe groot de gevolgen zijn is afhankelijk van de fiscale claims, de grootte van het landgoed en positionering van de windmolen.

Hoe zit het met ‘grensgevallen’?

Op basis van vorenstaande doet zich de vraag voor hoe het zit met grensgevallen, oftewel zijn er gevolgen voor een NSW-rangschikking als een aangrenzende grondeigenaar, met een al dan niet een NSW-gerangschikt landgoed, overgaat tot de realisatie van windmolens. Navolgend wordt deze vraag aan de hand van twee casussen beantwoord.

casus 1

casus 2

Advies: dien altijd een melding voorgenomen handeling

Het systeem van de NSW gaat er vanuit dat de eigenaar zelf dient te beoordelen welke handelingen gevolgen zullen hebben voor de rangschikking. Omdat er situaties zijn die kunnen leiden tot onzekerheid bij de eigenaar over de gevolgen voor de rangschikking van een door hem voorgenomen handeling, zoals bij het voornemen tot de plaatsing van zonnepanelen of windmolens, is in de wet bepaald dat de eigenaar een verklaring kan vragen dat een door hem voorgenomen handeling niet zal leiden tot een (gedeeltelijke) onttrekking van de rangschikking. Het advies is om deze ‘Melding Voorgenomen handeling’ altijd in te dienen. Dit ter voorkoming van onaangename verrassingen achteraf. Na de beoordeling ontvangt u een ‘Verklaring van (geen) bezwaar’. De verklaring is een beslissing waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Colofon

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Patrick de Groot - rentmeester NVR bij Eelerwoude -, op basis van contacten van FPG met de RVO en het artikel dat FPG in 2020 publiceerde over zonnepanelen en de NSW.

   


[1] Artikel 6 van het rangschikkingsbesluit heeft betrekking op kampeerterreinen, die onder voorwaarden toegestaan zijn op NSW-landgoederen.

[2] In artikel 5 van het rangschikkingsbesluit is bepaald wat in ieder geval niet beschouwd wordt als inbreuk makend op het natuurschoon.

[3] Dit tekst van artikel 5, lid 1 onder e van het rangschikkingsbesluit luidt: andere opstallen dan die bedoeld in onderdeel d zijn gelegen, indien zij grotendeels functioneel zijn voor de instandhouding of voor het beheer van de onroerende zaak (red. het landgoed), en die, ingeval zij door hun verschijningsvorm inbreuk maken op het natuurschoon, aan het oog zijn onttrokken door beplanting.