Federatie Particulier Grondbezit

Terug naar verweving van landbouw en natuur

15 april 2025 door FPG

“We moeten terug naar verweving van landbouw en natuur”, vindt Theo Spek, hoogleraar Landschapsgeschiedenis. Maar niet te snel; er is meer dan twintig jaar voor nodig, net als vroeger bij de ruilverkavelingen. 

Geschreven door: Ing. Peter van Houweling, redacteur De Landeigenaar

Theo Spek foto door Geert Job Sevink


Hoogleraar Landschapsgeschiedenis

Theo Spek (1963) is hoogleraar Landschapsgeschiedenis en hoofd van het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen. Kenmerkend voor zijn werk is de interdisciplinaire benadering: historische, geografische, bodemkundige, archeologische, ecologische en naamkundige onderzoeksmethoden worden gecombineerd tot een samenhangend verhaal over het landschap. Deze kennis wordt breed toegepast in landschapsbeleid, ruimtelijke ordening, natuurbeheer en erfgoedzorg. Landgoederen spelen in de opleiding en onderzoek van zijn kenniscentrum een belangrijke rol.


Veel mensen zijn somber over de ontwikkeling van het landschap. Spek probeert dat niet te zijn, zegt hij. “Ik wil niet uitstralen dat alles naar de knoppen gaat. Het is een gemengd beeld. Er is wel minder natuur en groen, maar er is nog heel veel waardevol landschap dat het meer dan waard is om voor te vechten.” De hoogleraar is vooral lovend over de grote diversiteit van het Nederlandse landschap. “Er zijn zeventien verschillende landschappen in één klein landje. Dat is meer dan in veel andere landen. Bijvoorbeeld in Duitsland kun je twee uur op de snelweg rijden in hetzelfde landschap. In Nederland zie je elke 20 à 30 minuten een ander landschap.”

Foto: Geert Job Sevink

“Het landschap is geen museum”

Trots op eigen regio

Er liggen veel claims op het buitengebied, zoals voor woningbouw, energie en infrastructuur. Kan het landschap dat aan? “Het landschap is geen museum, het vernieuwt zich voortdurend. Het meest constante in een landschap is verandering. De talrijke claims geven nu veel druk, maar elke regio is trots op zijn eigen landschap en probeert claims zoveel mogelijk in te passen in het eigen gebied. Mensen en organisaties proberen de eigen identiteit vast te houden, dat is heel belangrijk. Het landschap is sterk verbonden met wie je bent. Iedereen voelt een band met het landschap waar hij is opgegroeid.”

Meer natuur

U pleit voor landschapsinclusieve landbouw. Wat houdt dat in?
“Vroeger zorgden boeren automatisch ook voor de landschapselementen zoals houtwallen en sloten. De laatste dertig tot veertig jaar is dat gescheiden: er zijn gebieden voor landbouw, met ruimte voor productie, er zijn gebieden voor natuur en voor de groene organisaties, en er zijn stedelijke gebieden. Vaak ligt de natuur op een eigen eilandje en daarbuiten is de landbouw zo intensief dat er bijna geen ruimte is voor natuur, waardoor vogels en vlinders in aantal achteruit zijn gegaan. Ik pleit voor meer natuur op het platteland. Boeren en natuurbeschermers moeten niet tegen elkaar, maar juist mét elkaar werken. Ik zou graag een landbouw zien die economisch solide is, maar waarbij boeren ook een klein beee voor natuur zorgen. 

De samenleving moet dat betalen, dus Den Haag, Brussel, de fiscus of de consument, in de vorm van een hogere prijs voor eerlijk geproduceerd en streekeigen voedsel. Dan blijven er waarschijnlijk wel wat minder boeren over, maar niet extreem veel minder. Het is heel belangrijk dat zo’n operatie in een rustig tempo plaatsvindt, bijvoorbeeld over een periode van meer dan twintig jaar, zodat alle betrokkenen geleidelijk kunnen wennen aan een nieuwe koers. Elk jaar 5 procent verbetering is beter dan 50 procent in één keer te forceren. Eerdere transformaties op het platteland duurden ook vaak decennia en dan is de maatschappelijke onrust veel minder groot.”

“Er moeten wel gebieden blijven waar voedselproductie vooropstaat”

Collega’s van u pleiten ook voor gebieden waar landbouw de ruimte krijgt, omdat Nederland daarvoor een aantal unieke gebieden heeft.
“Dat vind ik ook. Er moeten wel gebieden blijven waar voedselproductie vooropstaat, met export naar de wereldmarkt, bijvoorbeeld de zeekleigebieden. Die zijn zo hoogproductief dat je daar niet te veel laagproductieve functies moet plannen, afgezien van schoon water en een gezonde bodem uiteraard. Maar dan moet de landbouw daar wel zelf de eigen broek ophouden, met wereldmarktprijzen en subsidie. De subsidies en hogere consumentenprijzen zijn vooral voor de gebieden met meer verweving van landbouw en natuur. Dat geld is voor boeren die landschap onderhouden en natuur en erfgoed beschermen. Bijvoorbeeld in zandgebieden en veenweidegebieden is verweving kansrijker.” 

Landgoed als voorbeeld

Op landgoederen zijn natuur en landbouw veelal verweven. Is dat een goed model voor de toekomst van het landschap?
“Landgoederen zijn voor mij het beste voorbeeld voor een duurzame toekomst. Ze zorgen al eeuwenlang dat economische activiteiten als landbouw en bosbouw de instandhouding van zwakkere functies als natuur en erfgoed dragen. Dat is een fantastische voorbeeld van duurzaamheidsdenken, mede ook door de enorme continuïteit. Die wordt in veel andere sectoren in onze samenleving zo node gemist. In een landgoed komen alle elementen bij elkaar waar nu zoveel discussie over is: water, stikstof, natuur, landschap en de druk van woningbouw. Ik zie prachtige voorbeelden van landgoederen die vooropgaan in deze integrale benadering.”

Kapitale fout gemaakt

Hoe moet het verder nu het NPLG is afgeschaft?
“Het is een kapitale fout geweest om het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) af te schaffen. Zo’n integrale gebiedsgerichte aanpak was en is een grote stap in de goede richting. Vrijwel alle provincies, van welke politieke kleur dan ook, en vakorganisaties betreuren het zeer dat dit initiatief voorlopig van de baan is. Ik zie het in de nabije toekomst echter wel weer terugkomen. Provincies en organisaties vinden het vooral jammer omdat het NPLG uitging van een integrale aanpak, niet van een aanpak met een aparte benadering van bijvoorbeeld klimaat of stikstof. Bij een integrale benadering spelen ook het landschap en de geschiedenis ervan een rol. Bij een sectorale benadering dreigt het landschap het slachtoffer te worden. Je ziet de laatste jaren ook dat de stikstofcrisis veel boeren aan het denken heeft gezet. Gek genoeg vooral de oudere boeren. Ook veel jonge boeren zijn inmiddels aan het vergroenen; de meesten zitten echter klem in het systeem.” 

U ziet een aanpak zoals met het NPLG terugkomen, maar op de korte termijn is die er niet.
“Het is goed om nu per streek met elkaar in gesprek te gaan. We moeten er minstens twintig jaar voor nemen om stap voor stap de goede kant op te bewegen. Er zijn alleen geen organisaties aangewezen of opgericht om zo’n gebiedsproces te kunnen regisseren en de samenhang te overzien, zoals vroeger de landinrichtingsdienst. Ik geloof heel erg in een aanpak per regio, waarbij veel rekening wordt gehouden met de specifieke kwaliteiten van elke streek. Zo herkent iedereen het eigen karakter. Dat geeft motivatie voor het gebiedsproces. Ik hoop dat zoiets gaat gebeuren. Dit kabinet móet een integrale en op het platteland breed gedragen oplossing zoeken. Als het nu niet gebeurt, dan met een volgend kabinet.”

Niet links of rechts

Maar er is veel polarisatie, ook in de regio.
“Het is niet verstandig dat natuurorganisaties mopperen op boeren. Ze moeten juist investeren in samenwerking met boeren, want juist de verweving van landbouw en natuur levert een optimale biodiversiteit op. Andersom dienen boerenorganisaties respect te hebben voor natuurorganisaties en ook beter met hen samen te werken. Anders kan polarisatie leiden tot een jarenlange patstelling. De afgelopen tijd heb ik gesprekken gevoerd met gedeputeerden van allerlei partijen, ook van de BBB. De BBB is minder anti-natuur of anti-landschap dan velen denken, want zij houdt van de eigen regio.

Landschap is niet links of rechts en daarom een uitstekend middel om samen een flinke stap verder te komen. Daarom blijf ik hoopvol. Ik hoop ook dat de jonge generatie boeren en natuurbeheerders, én de landschapsdeskundigen die ik nu aan het opleiden ben, samen het verschil gaan maken. Het platteland en de prachtige landschappen zijn dat meer dan waard.” 

Onderzoek naar landgoederen Noordwest Salland

Hoogleraar Theo Spek van de RUG doet onderzoek naar kansen voor een duurzame toekomst voor zeven landgoederen in de landgoederenzone Heino-Raalte (Ov.). Het initiatief is ontstaan vanuit de eigenaren zelf. De eerste fase van het onderzoek brengt de geschiedenis en de natuur- en cultuurwaarden in beeld. In de tweede fase ontwikkelen de onderzoekers samen met de eigenaren een duurzame toekomst voor de landgoederen. Het onderzoek is in maart 2025 gestart. Projectleider Landschap Overijssel werkt in dit project nauw samen met de RUG. OPG-medewerker Sofie Nijland is voor het onderzoek een halaar wekelijks drie dagen gedetacheerd bij de RUG. “Het is heel belangrijk om als eigenaren zelf het heft in eigen hand te nemen en niet van bovenaf te laten bepalen hoe je je moet ontwikkelen”, vertelt ze. “Veel thema’s zoals water of transitie van het landelijk gebied houden niet op bij de landgoedgrens. Daarom is het belangrijk om samen te werken.”