Prima keuze Schouten voor grondgebonden mestbeleid
Alle melkvee- en de rundvleesbedrijven moeten
Alle melkvee- en de rundvleesbedrijven moeten volledig grondgebonden worden. Intensieve veehouderijbedrijven moeten kiezen tussen het afvoeren en verwerken van alle mest of via regionale samenwerkingsverbanden voldoende grond onder hun bedrijf regelen. Dat zijn de contouren van het door Minister Schouten geschetste toekomstige mestbeleid. Voor bedrijven die voor grondgebonden veehouderij kiezen moet het mestbeleid zo eenvoudig mogelijk zijn, zo stelt haar Kamerbrief.
FPG is positief over het toekomstig mestbeleid dat vandaag is gepresenteerd en de komende jaren wordt uitgewerkt in wetgeving. Grondgebonden bedrijven krijgen eindelijk de waardering dat voor hen het mestbeleid zo eenvoudig mogelijk moet zijn. FPG is ook blij met de erkenning dat grondgebondenheid de kortste klap is naar kringlooplandbouw. Eerder wilde minister Schouten zich daarop nog niet vastleggen (zie ook onze berichten hier). FPG is blij dat de minister dit nu wel tot haar beleid maakt.
Definitie Grondgebonden
FPG heeft zich samen met onder andere Netwerk Grondig steeds verzet tegen technocratische schijnoplossingen voor grondgebondenheid (zie ook hier). Ook in onze gesprekken met de Commissie Remkes was dat onze rode draad. Naar het lijkt kiest nu ook de minister voor een meer fundamentele aanpak. Een definitieve definitie geef ze nog niet, maar wel dat bij grondgebondenheid veehouders hun mest afzetten op eigen grond of bij een bedrijf in de buurt.
Grondgebonden bedrijven kenmerken zich volgens de Kamerbrief door het produceren van ruwvoer op eigen grond of in de omgeving waarmee zij hun dieren voeden. De daarmee geproduceerde mest wordt idealiter weer geplaatst op de gronden waar dit voer is geproduceerd om daarmee de voer-mestkringloop te sluiten. Met dit als basis kan grondgebondenheid als einddoel verder worden ingevuld, zo stelt de brief. Hierbij kan worden gedacht aan het in overeenstemming brengen van de mestproductie met de mestplaatsingsruimte, maar ook aan bijvoorbeeld een maximaal aantal dieren en/of een maximale melkproductie per hectare. Eenvoud en eenduidigheid van het stelsel is daarbij voor de minister een belangrijk uitgangspunt.
FPG is er overigens van overtuigd dat als eerder voor dit beleid was gekozen het ingewikkelde en dure systeem van fosfaatrechten had kunnen worden voorkomen (zie ook hier).
Uitvoering cruciaal
Bij het nieuwe beleid komt het wel aan op daadwerkelijke uitvoering. Voor de uitvoering neemt de minister tien jaar. Daarbij zal volgens de minister ook steeds nagegaan moeten worden of de uitwerking past binnen de juridische randvoorwaarden van onder meer het vrij verkeer, het mededingingsrecht, staatssteun en het eigendomsrecht. Dat laatste is FPG het als strijder voor het respecteren van eigendomsrechten het uiteraard volstrekt mee eens.
FPG vraagt in de uitwerking ook aandacht voor bodemkwaliteit, ondergronds uitrijden op oneigenlijke tijden en te zware asdruk.
Een belangrijke factor daarbij is ook de beschikbaarheid van geschikte landbouwgrond, zoals de brief terecht schets. Door de druk op landbouwgrond door alle ruimteclaims zijn slimme functiecombinaties daarbij van belang, zo schrijft de minister. Ze noemt daarbij als voorbeeld natuur-inclusieve landbouw en ruimte voor extensieve landbouw op areaal van terreinbeheerders. FPG wijst op het landgoedmodel als voorbeeld waarbij verschillende functies samenkomen.
Wet grondgebonden groei
De minister schrift tenslotte in haar brief dat eerder de stap is gezet om alleen grondgebonden groei van de melkveehouderij mogelijk te maken. FPG nuanceert dat graag omdat ondanks de wet grondgebonden groei nog steeds grondloze groei mogelijk is. FPG heeft de politiek daarvoor een simpele oplossing aangedragen, zie hier. Positief is wel dat Minister Schouten met haar mestbrief aankondigt dat ze hierin verder wil gaan door ook in bestaande situaties te stimuleren om hun bedrijven grondgebonden te maken. Ook volgens FPG werkt stimuleren beter dan demotiveren.